I. Koolhaas/OMA - Context

In 1979 werd Rem Koolhaas/OMA gevraagd om onderzoek te doen naar de renovatie mogelijkheden van de koepelgevangenis in Arnhem. Het uitgangspunt was om de 100-jaar oude gevangenis opnieuw functioneel te maken voor de komende 50 jaar en de nieuwe ideeën omtrent het gevangeniswezen te integreren.

Context

 

In 1979 werd Rem Koolhaas/OMA gevraagd om onderzoek te doen naar de renovatie mogelijkheden van de koepelgevangenis in Arnhem. Het uitgangspunt was om de 100-jaar oude gevangenis opnieuw functioneel te maken voor de komende 50 jaar en de nieuwe ideeën omtrent het gevangeniswezen te integreren. In tegenstelling tot de gangbare opvattingen, zag Koolhaas in de dwingende architectuur van het panopticon meer ruimte voor marge (flexibiliteit) en interpretatie dan in de moderne pragmatische paviljoengevangenissen, die op dat moment in Amsterdam en Maastricht werden gebouwd.

 

Nederland kent drie zogenaamde koepelgevangenissen in Arnhem (1882), Breda (1883) en Haarlem (1899), die allen ontworpen werden door de familie Metzelaar. De Metzelaars beriepen zich voor hun ontwerpen op het negentiende-eeuwse principe van Jeremy Bentham’s panopticon en integreerde dit model in haar puurste vorm: het alziende oog van de bewaking bevindt zich in het centrum van de circulaire cellenarchitectuur om met een minimale bewakers bezetting een maximale observatie ten opzichte van de gevangenen te waarborgen.

 

Vanaf de jaren ‘50 ontstonden er in Nederland nieuwe ideeën over de ideale gevangenis die afrekenden met de negentiende-eeuwse opvattingen van isolement, centrale controle en discipline. Het nieuwe gevangenismodel bestond uit de zogenaamde paviljoengevangenis, waarbinnen de totale gevangenis populatie werd opgedeeld in kleinere leefeenheden van ongeveer 24 personen. De nieuwe gevangenissen van Amsterdam (Bijlmerbajes) en Maastricht, die eind jaren ’70 werden geopend, gaven ruimtelijk vorm aan deze gefragmenteerde opdeling.

 

De oude monumentale, ruimte verspillende koepelgevangenissen werden nooit afgebroken en gedurende decennia lang hebben de gebouwen de ruimtelijke gevolgen van veranderende ideologieën moeten doorstaan. Koolhaas wijst erop dat op het gevangenisterrein, rondom de koepel van Arnhem, een conglomeratie aan bouwdelen is ontstaan en in de koepel is het bewakingssysteem werd aangepast. De gevangenen lopen vaak vrij rond en de centrale bewakingspost werd tot kantine voor bewakers omgedoopt. Nippend aan hun koffie worden zij nu door de gevangenen geobserveerd.

 

In de moderne paviljoengevangenis is iedere vorm van collectiviteit ondermijnd en heeft de gefragmenteerde opdeling gevoelens van isolement en controle terug geïntroduceerd. De relatie tussen gevangenen en bewakers verloopt niet meer direct maar indirect via elektronische media en apparatuur. Door de therapeutische pretentie van de leefeenheid is de tegenoverstaande maar eerlijke relatie tussen gevangene en bewaker verloren gegaan. Gelijk aan de negentiende-eeuwse gevangenis is de moderne gevangenis aan een excessieve controle onderworpen.



Volledig artikel