GBJ De Zande is een gemeenschapsinstelling voor Jongerenwelzijn van de Vlaamse Overheid. GBJ De Zande kent verschillende campussen verspreid over de gemeenten Ruiselede, Wingere en Beernem. Campus Ruiselede heeft een capaciteit van 80 plaatsen voor jongens tussen 12 – 18 jaar. Er zijn in totaal negen leefgroepen. De jeugdrechter bepaalt hoelang een jongere op de campus geplaatst wordt en in welk regime (open/gesloten). In 2013 werd besloten tot de renovatie van enkele units van de campus Ruiselede, zodat een volwaardige en eigentijdse dienstverlening verder kon worden gegarandeerd. De selectie van de architect gebeurde via een Open Oproep van de Vlaams Bouwmeester.
De studieopdracht betrof de verbouwing van 6 leefgroepen (de hoofdvleugel en de daaraan grenzende linker dwarsvleugel). Van belang waren daarbij de renovatie, een bouwtechnische verbetering van de brandveiligheid, een betere klimaat- en energiebeheersing, conceptuele en materiële duurzaamheid, een efficiënt maar discreet veiligheidsconcept, kwalitatieve concepten voor zes leefgroepen met hun diverse functies (keuken, kamers, leef- en woonruimte, ontspanning...) en voldoende sportinfrastructuur. Alle ingrepen werden onderworpen aan de goedkeuring van het agentschap Onroerend Erfgoed, in uitvoering van de geldende klasseringsbesluiten. De genomineerden architectenbureaus, UR Architects, Atelier Kempe Thill, Architectenbureau Jan Maenhout en architecten de vylder vinck taillieu, ontwierpen ieder hun variant voor de campus. Kempe Thill zou uiteindelijk gegund worden om de opdracht uit te voeren.
Opvallend is dat alle bureaus de renovatie aangrijpen om van de campus een huislijke ruimte maken waarin de aandacht uit gaat naar het individu. Daarmee wordt de sfeer van een gevangenis/zorginstituut die de campus voorheen had uitdrukkelijk vermeden.
UR streeft naar een evenwichtige verhouding tussen monumentaliteit en huiselijkheid. Het ontwerpteam stelt voor de hoofdingang te verplaatsen naar de zijkant en de zes leefgroepen per twee boven elkaar te stapelen en elk te voorzien van een eigen ingang. De gemeenschappelijke ruimtes vormen de entrees van de verschillende woongroepen gevolgd door de gang met kamers. Het personeel kan via discrete horizontale verbindingen alle leefgroepen betreden. De multifunctionele ruimtes zijn specifiek op drie zones in het gebouwencomplex gelokaliseerd en hebben elk een eigen architectuur. Een van deze zones is gesitueerd in het oude keukenblok. De binnenhoven zijn aangepast aan de gesloten en halfopen functies van de leefgroepen. Opvallend aan het ontwerp van UR is dat het de bovenruimte/zolder benut door de plafonds bij de gezamenlijke ruimtes van de leefgroepen en de tennisbaan op de eerste verdieping open te breken en de dak-structuur zichtbaar te maken.
De visie van Kempe Thill richt zich op een warm getint binnenklimaat voorzien van differentiatie door op bepaalde plekken het dak open te breken, licht binnen te laten en binnentuinen te creëren. Kempe Thill wil de gevels van het monument behouden en herstellen, en historische elementen zichtbaar maken in het interieur. Het bureau streeft naar veiligheid doormiddel van overzicht, helderheid en vriendelijkheid van het interieur. Overzicht en helderheid voeren verreweg de boventoon in de renderings, waarin sfeer meer weg heeft van een kantoor dan van een ‘vriendelijk’ interieur.
De activiteitenruimtes bevinden zich in het midden van de vleugels en hebben allen een centrale toezichtruimte (panoptische kern). De kamers bevinden zich in de periferie van de leefgroepen. Ook Kempe Thill stelt een gescheiden ontsluiting van de woongroepen en de onthaalunit voor met aparte toegangen voor personeel en bewoners.
Architectenbureau Jan Maenhout heeft een meer filosofische kijk op het project en richt zich op de vormelijkheid en omkadering van de campus. Zij zien de kamer als een onderdeel van een sub-leefgroep, de sub-leefgroep als een onderdeel van een leefgroep en een leefgroep als een onderdeel in de campus. Dit resulteert ruimtelijk in een opsplitsing van iedere vleugel in twee ‘sub-leefgroepen’ die ieder een eigen gezamenlijke leefruimte hebben. De bestaande travee maat die gelijk is aan de ritmering van de ramen vormt de basis voor het nieuwe ontwerp. In de leefgroepen worden de valse plafonds weggehaald en de vloeren opgehoogd zodat een maximale lichtinval benut kan worden. De drie hoekstenen waar Maenhout haar ontwerp aan ophangt zijn: monitoring, de permanente, doch subtiele bewaking van de jongeren met behoud van overzicht; akoestiek, het bekomen van een gedempte, knusse sfeer –verschillende gradaties in de geluidswaarden– met de kamer als ultieme rust-oase; en opdeelbaar, multi-inzetbaarheid van ruimtes, van personeel, van technieken.
Het ontwerp van architecten de vylder vinck taillieu legt duidelijk de nadruk op vorm en esthetiek en wijkt het meeste af van de andere ontwerpen. Opvallend is dat het bureau de bestaande gevels niet in de huidige staat wil bewaren, maar in strijd met de erfgoedgedachte een groot aantal extra ramen wil toevoegen. Daarnaast maakt het ontwerp van de vylder vinck taillieugebruik van drie verdiepingen in plaats van twee. Ook de kamers hebben een beduidend andere indeling die, hoewel vrij klein en hokkerig, verrassender is dan de gangbare vierhoekige kamers in de andere ontwerpen. Dit gaat echter wel ten koste van opslagmogelijkheden en is volgens de jury niet veilig omdat er vanuit de deur geen volledig overzicht in de kamer is. Even als bij UR hebben de leefgroepen ieder een aparte entree gevolgd door de gemeenschappelijke ruimtes. De hoofdingang blijft echter gesitueerd in het midden van het hoofdgebouw.