Terbeschikkingstelling, afgekort tbs (voor 1988: terbeschikkingstelling van de regering, afgekort tbr), is in het Nederlandse strafrecht een maatregel waarbij een veroordeelde die ontoerekeningsvatbaar is zich verplicht moet laten behandelen. De maatregel kan door de rechter opgelegd worden aan een verdachte van een misdrijf, waar minimaal vier jaar gevangenisstraf op staat of van enkele specifiek genoemde delicten (bijvoorbeeld bedreiging en stalking). Voorwaarde is dat de rechter ervan overtuigd is dat de verdachte ten tijde van het delict lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Een causaal verband tussen het delict en de stoornis is niet vereist. De Hoge Raad heeft in 2008 nadrukkelijk bepaald dat het voldoende is als er sprake is van gelijktijdigheid. Als laatste officiële eis moet er een onafhankelijk onderzoek zijn gedaan, dat niet ouder is dan één jaar. De PIJ-maatregel staat informeel bekend als jeugd-TBS. In het Belgische strafrecht spreekt men voor een vergelijkbare maatregel van internering.
Tbs bestaat in twee soorten: tbs met voorwaarden en tbs met dwangverpleging. Er wordt het meest gesproken over de laatste soort, waarbij de tbs-gestelde verplicht wordt verpleegd in een gesloten tbs-kliniek. Officieel wordt een tbs-kliniek een forensisch psychiatrisch centrum genoemd en verblijft een tbs- patiënt er gemiddeld 9 jaar. Bij tbs met voorwaarden dient de veroordeelde zich aan bepaalde voorwaarden te houden zoals een klinische behandeling of een periode geen drugs en alcohol gebruiken. De reclassering ziet er vervolgens op toe dat de veroordeelde zich ook aan de voorwaarden houdt.