Na de opstand in de gevangenis van Merkplas
Er is iets curieus met de inrichting van de gevangenis van Merksplas, waar enkele weken geleden een opstand uitbrak. De geschiedenis van de site reflecteert een utopisch beeld van de gevangenis van de toekomst, de manier waarop omgegaan wordt met die geschiedenis symboliseert dan weer de gemiste kansen, schrijft GIDEON BOIE.
Na de opstand in de gevangenis van Merkplas
Er is iets curieus met de inrichting van de gevangenis van Merksplas, waar enkele weken geleden een opstand uitbrak. De geschiedenis van de site reflecteert een utopisch beeld van de gevangenis van de toekomst, de manier waarop omgegaan wordt met die geschiedenis symboliseert dan weer de gemiste kansen, schrijft GIDEON BOIE.
Door de nu al vijf weken durende cipierstaking in de gevangenissen in Wallonië en Brussel is de gevangenisopstand van Merksplas
(DS 9 mei) wat in de vergetelheid geraakt. Nochtans blijft de gevangenisbrand daar tot vandaag nazinderen. De intensiteit en omvang waren zonder voorgaande: tientallen cellen zijn maanden onbruikbaar, de keuken is vernield. De impact was navenant. Het kernkabinet had welgeteld één week nodig om – net voor het pinksterweekend – het Masterplan III goed te keuren, inclusief de renovatie van de gevangenis in Merksplas.
De ontkoppeling van deze twee gelijktijdige gebeurtenissen is merkwaardig. ‘De opstand in Merksplas heeft niets te maken met de staking van cipiers in Wallonië en Brussel’, stelde het kabinet van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) iedereen gerust. Dat valt sterk te betwijfelen. De gelijktijdige acties van personeel en gedetineerden zijn symptoom van een structurele onvrede in de gevangeniswereld.
Oude wijn in nieuwe zakken
Overhaast nieuwe gevangenissen bouwen heeft niets veranderd aan de aftandse staat van de gevangeniscomplexen die nog steeds in gebruik zijn. Bovendien zijn de nieuwe gevangenissen van Beveren, Leuze-en-Hainaut, Marche-en-Famenne, Dendermonde en Haren (de laatste twee zitten in de pijplijn) veel ouder dan men wil geloven. Een douche in de cel is een relatieve luxe. Als we uitzoomen, dan zien we identieke kopieën van de uitgespuwde 19de-eeuwse complexen in pakweg Vorst en Lantin.
Het is absurd om het wassen en plassen van gedetineerden te humaniseren binnen een strafmodel dat haaks staat op wat wij vandaag als menselijk ervaren. Als je gevoeg doen op een emmer uit de tijd is, is het dan niet even voorbijgestreefd om een persoon tot bezinning te willen brengen door hem eenzaam op te sluiten in een delinquent milieu? De straf ligt in de vrijheidsberoving, maar ondertussen wordt een gedetineerde ook beroofd van de toegang tot goederen en diensten, menselijke affectie, individuele ontplooiing en nog veel meer.
De leefomstandigheden van gedetineerden en de arbeidsomstandigheden van het personeel hebben alles met elkaar te maken. De stakingseis van het gevangenispersoneel betreft weliswaar de eigen financiële belangen, maar reflecteert uiteindelijk de verstikkende arbeidsomstandigheden in de gevangenis. De nieuwbouwoperatie heeft ook voor het personeel weinig nieuws gebracht, behalve iets minder werkdruk door de douche in de cel te plaatsen. In een dergelijk klimaat geldt de aloude wijsheid: een kleine vonk kan de hele prairie doen ontbranden.
Poreuze gevangenis
Een tweede terugkerend element in de berichtgeving van de gevangenisopstand in Merksplas was de vingerwijzing naar de ouderdom van de site. De vraag is of de correlatie volledig terecht is. De kolonie van Merksplas mag dan al in 1824 gebouwd zijn onder de Hollandse Bezetting om landlopers en bedelaars aan het werk te zetten en een job aan te leren, ze toont meer vernieuwing dan alle nieuwe gevangenissen samen. Door de eeuwen heen zijn landlopers en later ook gedetineerden in de ‘Weldadigheidskolonie’ aan het werk gezet in allerhande nijverheid en landbouwactiviteiten.
Het probleem is dat de geschiedenis van Merksplas nogal selectief gelezen wordt. Het is een poëtisch toeval dat de opstand uitbrak op het moment dat Merksplas Kolonie op het punt staat erkend te worden als Unesco-werelderfgoed – samen met Wortel Kolonie en vier zusterkolonies in Nederland. Tot nu toe zijn de gevangenissen van Merkplas en Wortel witte vlekken gebleven in de visieontwikkeling over de toekomst van de kolonies. Erfgoeddiensten hebben geen grip op de ruimte binnen de muren en in omgekeerde richting is er bij Justitie geen enkele aandacht voor wat zich buiten de muren afspeelt.
Gedetineerden en geïnterneerden worden vandaag op een hoopje geveegd binnen één perimeter die plompverloren door historische dreven, bouwsels en zichten snijdt. De huidige gevangenis vormt een vreemd lichaam binnen de historische kolonie. De breuk met het verleden is immens. Kolonies waren poreuze entiteiten die personen weliswaar van de bewegingsvrijheid beroofden, maar tegelijk relatieve vrijheden schonken. Tewerkstelling gebeurde indertijd op de landerijen, in het bosbeheer, op de boerderij of in de ateliers.
De kolonies vormen een utopisch, maar concreet beeld van een poreus gevangenisdorp met kleine, streng beveiligde cellulaire complexen binnen een weids landschap. Gedetineerden werken en ontspannen in een weefsel van landerijen en werkplaatsen. In een poreus gevangenisdorp worden familie, buurtbewoners en vrijwilligers gastvrij ontvangen in een bezoekerscentrum met boerderij, speeltuin, wandelpaden, sportvelden, culturele infrastructuur, kapel en wat nog allemaal meer.
De vraag is of FOD Justitie uit de eigen geschiedenis wil leren in het bouwen van een humane gevangenis voor de toekomst.
Als je gevoeg doen op een emmer uit de tijd is, is het dan niet even voorbijgestreefd om iemand eenzaam op te sluiten in een delinquent milieu?
Gideon Boie
Gepubliceerd in De Standaard, 03 juni 2016